Gewoon bijzondere ouders
Het is een gegeven dat de meeste adoptiekinderen voor hun komst naar Nederland ingrijpende ervaringen van lichamelijke en/of emotionele verwaarlozing achter de rug hebben. De basis om zich veilig te voelen ontbreekt nogal eens, hetgeen leidt tot hechtingsproblemen, die op hun beurt weer tot ontwikkelingsstoornissen en probleemgedrag kunnen leiden.
Het Brabants Afstand Adoptie Platform, BAP, constateerde dat een gedegen vorm van nazorg voor ouders met een adoptiekind ontbreekt. Is dit inderdaad het geval was de vraag voor het onderzoek. En als dit het geval is, op welke wijze(n) kan deze lacune opgeheven worden? Het BAP had zelf de gedachte dat ouders de eerste drie jaar nadat een adoptiekind in het gezin is opgenomen, ondersteund zouden moeten worden. Dit is terug te zien in de onderzoeksvragen:
1 Hebben adoptieouders behoefte aan begeleiding in de eerste jaren dat zij hun adoptiekind hebben? Zo ja, tot welke leeftijd van het adoptiekind is ondersteuning van ouders wenselijk of noodzakelijk?
2 Welke vragen doen zich bij adoptieouders voor in de eerste jaren dat zij het contact met hun adoptiekind opbouwen?
3 Zijn er mogelijke verschillen in de vragen van adoptieouders en hebben deze verschillen een relatie met achtergrondkenmerken van de ouders en het kind?
4 Welke mogelijkheden zijn er, welke hulpvormen, om adoptieouders in de eerste jaren dat zij een adoptiekind in hun gezin opnemen te begeleiden? En wie zou deze vormen van hulpverlening kunnen aanbieden?
We hebben ervoor gekozen om zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens te verzamelen. De kwantitatieve gegevens zijn verkregen aan de hand van een vragenlijst. Deze bestond uit vragen met antwoordkeuze(n) en enkele open te beantwoorden vragen. Ze betroffen de samenstelling van het gezin, de zorgen en ondersteuningsvragen die ouders hadden omtrent de opvoeding van hun adoptiekind, waarop deze vragen betrekking hebben, of ze daarbij ondersteuning hebben gezocht, wat hun mening is over de hulp die zij hebben gekregen en welke hulp er nodig zou zijn. Als ouders meerdere adoptiekinderen hadden, konden zij voor elk kind afzonderlijk de vragen beantwoorden.
Na de verwerking van de kwantitatieve gegevens zijn kwalitatieve gegevens verzameld door interviews af te nemen met zes groepen ouders.
Ouders die aan de groepsgesprekken mee wilden doen, konden dit op het eind van de vragenlijst aangeven.
In het groepsinterview is doorgevraagd op de vragen die ouders hebben, hoe zij daar mee omgaan, wat de zin of meerwaarde van ondersteuning kan zijn, of ondersteuning nodig is of niet en op welke wijze zij dat geregeld zouden zien.
Onze aanbevelingen zijn om het voortraject te actualiseren, vergunninghouders te volgen in hun rol als begeleider van ouders en voorlichter, een vastgesteld natraject in te bouwen, en aandacht te schenken aan het ondersteuningsnetwerk voor ouders en kind door de jaren heen. Want al snel in het onderzoek bleek dat de behoefte van ouders en de noodzaak voor ondersteuning niet afgebakend kan worden tot een aantal jaar.
Wij zien een taak weggelegd voor Stichting Adoptievoorzieningen om als gespecialiseerd bureau een spin in het web te zijn van ondersteuningsmogelijkheden. Het BAP heeft de taak de spin met zijn web te verbinden met Noord-Brabant.
Het onderzoek, uitgevoerd in 2006, is gefinancierd door Provincie Noord-Brabant.